3.2.1.1(3). Locatie van het gehoororgaan
Een goed inzicht in de ligging van zowel de meatus acusticus externus (uitwendige gehoorgang) als de meatus acusticus internus geeft Fig.1. Het os temporale is afgebeeld in Fig.1a. Fig.1b laat de ingang in het os temporale van de buitenzijde zien (meatus externus). De meatus acusticus internus is de doorgang vanuit het benige labyrint, door het pars petrosa, naar de binnenkant van de schedel. Fig.1c toont het os temporale gezien vanuit binnenkant van de schedel. Via deze doorgang lopen o.a. de nervus acusticus, en nervus facialis, respectievelijk de N.VIII en de N.VII.
3.2.1.2(3). Innervatie en vascularisatie van de oorschelp
Het grootste deel van de oorschelp wordt sensibel geïnnerveerd door de ‘nervus auricularis magnus’, afkomstig uit de ‘plexus cervicalis’ (Fig.2) . Een klein deel aan de bovenzijde wordt geïnnerveerd door de ‘nervus occipitalis minor’ eveneens afkomstig uit de plexus cervicalis. De tragus wordt geïnnerveerd door de ‘nervus auriculo temporalis’ (tak van N.V). De concha, de gehoorgang en de buitenste laag van het trommelvlies worden geïnnerveerd door een sensibel takje van de ‘nervus vagus’ (N.X). Dit takje wordt ‘ramus auricularis nervi vagi’ genoemd. De vascularisatie van de oorschelp wordt verzorgd door takjes van de ‘arteria temporalis superfacialis’ en door bloedvaatjes die direct afkomstig zijn van de ‘arteria carotis externa’.
3.2.1.3(3). Anatomie en innervatie van het trommelvlies
Het trommelvlies is opgebouwd uit drie lagen die samen 0,1 mm dik zijn:
- Een buitenlaag die een voortzetting is van de dunne huid van de gehoorgang (ectodermale oorsprong) met een sensibele innervatie door de ‘nervus trigeminus’ (N.V) en de ‘nervus vagus’ (N.X).
- Een dikkere middenlaag bestaande uit fibreus bindweefsel met bloedvaten en zenuwen (mesoderme oorsprong). In deze laag lopen in de radiale richtingen stugge vezels en circulair elastische vezels. Dit maakt het vlies vrij stug en levert daarmee een goede overbrenging van de geluidstrillingen.
- De binnenste laag bestaat uit een enkellagig zeer dun slijmvlies van entodermale oorsprong. Dit wordt sensibel geïnnerveerd door de nervus glossopharyngeus (N.IX). Mechanische prikkeling van het trommelvlies kan reflexen van de ‘nervus vagus’ veroorzaken, zoals een hoestreflex, overgeven en verandering van hartritme.
Het trommelvlies zit met de ‘annulus fibrosus’ vast in een groef aan het einde van de gehoorgang (Fig.3) . Het deel dat door de annulus wordt omvat heet ‘pars tensa’. Boven de aanhechting van de hamersteel heeft het vlies een slap gedeelte, het ‘pars flaccida’ of ook wel het ‘membraan van Shrapnell’ genoemd. Vooronder is door de schuine stand van het vlies – bij belichting – de driehoekige ‘lichtreflex van Politzer’ zichtbaar. De vorm van het trommelvlies met de relatieve stijfheid en de slappe buitenrand waar stugge vezels ontbreken doet sterk denken aan een luidsprekerconus. Vanuit de gehoorgang toont het gezonde trommelvlies parelgrijs en er door heen is de aanhechting van de hamersteel te zien.
Door middel van een assenstelsel, met de richting van de hamersteel als basis en loodrecht hierop een lijn door de umbo wordt het trommelvlies in vier kwadranten verdeeld. In het achter-boven (‘posterior-superior’ – IV) kwadrant zijn soms het doorschemerende lange been van de incus, de ‘chorda tympani’, en de stijgbeugel waar te nemen. In het achter-onder (‘posterior-inferior’ – III) kwadrant tekent zich vaag de nis af van het ronde venster.
De trillingsvorm van het trommelvlies is dezelfde als die van de conus van een luidspreker. De uitwijkingen zijn zeer klein, in de orde van grootte van 10-8 cm. Relatief zijn ze onderaan het grootst. Het membraan scharniert als het ware om zijn bovenrand (Fig.3).
3.2.1.4(3). Anatomie en innervatie van het middenoor
De middenoorholte (‘cavum tympani’) heeft vier wanden: lateraal, anterior, mediaal en posterior. Verder heeft het een dak en een bodem. Deze begrenzingen zijn nader te beschrijven. Daarbij wordt gebruikgemaakt van Fig.4 (zelfde figuur als Fig.8 in niveau 2):
- De buitenwand of laterale wand (‘paries membranaceus’) wordt voor het grootste gedeelte gevormd door het trommelvlies.
- De vóórwand of anteriore wand (‘paries caroticus’) wordt gevormd door een dunne botlamel die de middenoorholte scheidt van de arteria carotis interna. Er is maar één opening in deze wand: het ‘ostium tympanicum’ van de buis van Eustachius. Deze opening bevindt zich enigszins boven de bodem van de middenoorholte (nr. 3 in Fig.4).
- De binnenwand of mediale wand (‘paries labyrinthicus’ – het middengebied in Fig.4) wordt gevormd door verschillende structuren. Onderscheiden worden – van boven naar beneden – de benige wand van het buitenste kanaal van het evenwichtsorgaan (de ‘canalis semicircularis lateralis’, nr. 4), de benige wand van het kanaal van de aangezichtszenuw (‘canalis facialis’, nr. 5), het ovale venster (‘fenestra vestibuli’, nr. 2), de benige wand van de basale winding van de cochlea (het ‘promotorium’, nr. 6) en het ronde venster (‘fenestra cochleae’, nr. 1).Aan het verloop van de nervus facialis door de os temporale kunnen drie delen worden onderscheiden. Dit onderscheid is gebaseerd op het feit dat de nervus facialis in zijn traject in het os temporale tweemaal een hoek van 90 graden maakt, eerst in het transversale vlak en vervolgens in het frontale vlak. In het eerste, horizontaal verlopende, deel van dit traject (in de ‘meatus acusticus internus’) loopt de zenuw samen met de nervus vestibulocochlearis (N.VIII) en de arteria labyrinthi. In het tweede horizontale deel, dat zich in de paries labyrinthicus bevindt, is de zenuw gelegen in een nauw benig kanaal. Op de grens van het eerste en tweede deel bevindt zich het sensibele ‘ganglion geniculi.Het derde, het verticale deel, is ook gelegen in een nauw benig kanaal dat eindigt in het ‘foramen stylomastoideum’.
- De achterwand of posteriore wand (‘paries mastoideus’, nr. 7). Daarin bevindt zich boven in de opening naar de luchthoudende cellenstructuur van het mastoïd, de ‘aditus ad antrum mastoideum’ (nr. 8). Deze opening geeft dus toegang tot het ‘antrum mastoideum’ (nr. 9) en is reeds ontwikkeld bij de geboorte. Het antrum zet zich voort in de luchthoudende cellen (‘cellulae mastoideae’) in het ‘os mastoideum’. Deze pneumatisatie van het mastoïd voltrekt zich vanaf het tweede levensjaar en verder vooral in de puberteit. Bij veelvuldige oorontstekingen kan dit proces belemmerd worden en komt slechts een beperkte pneumatisatie tot stand.
- Het dak wordt gevormd door de benige craniale begrenzing, de ‘paries tegmentalis’ of het ‘tegmen tympani’ (nr. 10).
- De bodem (‘paries jugularis’, nr. 11) heeft een nauwe relatie met het bloedvat, de ‘vena jugularis interna’. Verder komt de zenuw die de sensibele innervatie verzorgt van de slijmvliezen van het middenoor (nervus tympanicus, tak van de nervus glossopharyngeus, N.IX) de middenoorholte binnen via een opening in de bodem.
Auteurs
Kapteyn, Lamoré
Revisie
Mei 2017