[vc_row][vc_column][vc_column_text]
Het voorliggende hoofdstuk komt tweemaal in het Leerboek voor: als Hfdst.8.3.12 vanwege de diagnostische aspecten en als Hfdst.9.7.2, vanwege de revalidatie en advisering.
De auteur van dit hoofdstuk is drs. Arno F. Lieftink, psycholoog (Erasmus MC Rotterdam en UMC Utrecht, KNO) en Kati H. Trijsburg-Peeters, maatschappelijk werker (UMC Utrecht, KNO) erkentelijk voor hun geleverd commentaar.
9.7.2.1(2) Inleiding
In Hfdst.7.2.4 is aangegeven dat er verschillende vormen van tinnitus zijn en dat er relatief veel mensen zijn voor wie tinnitus een groot probleem vormt. Een onderzoek n.a.v. de klachten van een patiënt zal dus als doel hebben de eigenschappen van de tinnitus zo goed mogelijk vast te stellen, de ernst van de klacht te bepalen en adviezen te geven voor behandeling en/of begeleiding. Daarbij is het goed dat patiënt en therapeut zich realiseren dat de mogelijkheden voor onderzoek weliswaar steeds toenemen, maar dat een uitgebreide anamnese al veel informatie kan verschaffen.
Het voorliggende hoofdstuk is een praktische aanvulling op Hfdst.7.2.4. Bij het onderzoek en de behandeling van tinnitus zijn verschillenden specialismen betrokken en heeft het zin de onderlinge verbindingen daarvan zichtbaar te maken. Dit gebeurt aan de hand van een verwijsschema (Fig.1). Dit schema is in zijn oorspronkelijke vorm ontworpen voor gebruik binnen de KNO-afdeling van het Erasmus UMC. Omdat de wijze van werken in de verschillende klinieken niet hetzelfde is dit schema enigszins aangepast. Zo ligt in veel gevallen een adviserende rol bij de maatschappelijk werker en niet bij de (neuro)psycholoog en is in de UMC’s de afstand tussen KNO-arts en de overige professionals kleiner dan in veel perifere klinieken.
9.7.2.2(2) Verwijsschema: Onderzoek en verwijzingen
Bij een onderzoek van de eigenschappen van de tinnitus bij een patiënt speelt de anamnese een belangrijke rol. Er van uitgaande dat er reeds toon- en spraakaudiometrie zijn verricht, zijn bij de anamnese de volgende aspecten van belang:
- Het oor waar de tinnitus wordt gehoord (AS, AD, ASD of in het hoofd)
- De tijd of de periode wanneer de klacht begonnen is
- Het hoorverleden van de patiënt (de rol van lawaai en/of medicatie)
- De eigenschappen van het geluid dat gehoord wordt (geruis, gepiep, gebonk)
- Het tijdpatroon (continu, pulserend)
- De overstembaarheid van de tinnitus
- De mate waarin de tinnitus wordt beïnvloed door vermoeidheid, lawaai en stress
- De ernst van de klacht (de vraag of het slapen verstoord is en de invloed op de kwaliteit van leven)
Deze aspecten worden uitgewerkt in Hfdst.7.2.4.
In het algemeen is het van belang dat de arts/hulpverlener vanaf het eerste contact laat merken dat de klachten niet onbehandelbaar zijn of dat er voor de problemen geen oplossing is.
9.7.2.3(2) Interpretatie van de uitkomsten en advisering
De uitkomsten van een tinnitusanalyse kan men – globaal – onderverdelen in vier categorieën (waarbij voor een individuele patiënt combinaties kunnen optreden):
- De tinnitus is in meer of mindere mate maskeerbaar
- De tinnitus is pulserend (gekoppeld aan de hartslag) of treedt op bij kaakbewegingen
- De tinnitus lijkt een somatische oorzaak te hebben (zie Hfdst.7.2.4)
- De tinnitus is ondraaglijk voor de patiënt
Wanneer de tinnitus maskeerbaar is verdient het aanbeveling de aanpassing van een hoortoestel al of niet met een maskeergeluid (een z.g. ‘tinnitusmasker’) te adviseren. Het frequentiegebied en de sterkte van het maskeergeluid kunnen in overleg met de patiënt ingesteld worden. Er zijn verder apparaten op de markt die ‘rustgevend geluid’, zoals het ruisen van de zee, produceren. Deze kunnen het in slaap vallen vergemakkelijken. Door gebruik te maken van de tijdklok kan bijvoorbeeld met een radiowekker een periode geluid worden aangeboden bij het inslapen eventueel via een kleine luidspreker onder het hoofdkussen.
Wanneer de tinnitus gekoppeld is aan de hartslag of aan kaakbewegingen of wanneer er een somatische oorzaak aanwezig lijkt is verwijzing naar een KNO-arts geïndiceerd met het oog op verder onderzoek en/of medicatie.
Wanneer de tinnitus ondraaglijk is voor de patiënt en het leefpatroon verstoort is verwijzing naar een tinnituspolikliniek, tinnitusteam of gespecialiseerde maatschappelijk werker of (neuro)psycholoog noodzakelijk. Van daaruit kunnen verdere mogelijkheden voor behandeling worden geadviseerd (Hfdst.7.2.4).
In het kader van deze verdere doorverwijzing zijn de volgende punten van belang:
- Voor de behandeling van tinnitus zijn geen causale therapieën beschikbaar (medicatie of operatie), wel methoden om (indirect) hinder van tinnitus te verminderen
- Tinnitus heeft een relatie met vermoeidheid, stress en angst
- Indien gehoorverlies: mogelijke relatie met klacht bespreken en reden noemen voor doorverwijzing naar een audioloog
- Indien geen (evident) gehoorverlies: verwijzing naar (neuro)psycholoog of maatschappelijk werker voor verdere uitleg over de klacht en over begeleiding bij het leren omgaan met de klacht
In het algemeen is het van belang dat de arts/hulpverlener laat merken dat een korte psycho-educatie kan voorkomen dat de klachten, als gevolg van een slechte coping, verergeren. Ook is het nuttig de patiënt erop te wijzen dat een cursus over tinnitus geen gespreksgroep is, maar een uitgebreide uitleg geeft over wat tinnitus is en hoe het beheersbaar kan worden gemaakt.
9.7.2.4(2) Links
https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/tinnitus/behandeling_van_patienten_met_tinnitus.html
https://www.stichtinghoormij.nl/nl-nl/tinnitus/alles-over-tinnitus
Literatuur
Wagenaar O. ‘Eerste hulp bij oorsuizen Theorie & Praktijk’. Wat is tinnitus en hoe is het te beheersen? Kosmos, Utrecht/Antwerpen, 2112 (serie ‘Spreekuur Thuis’).
Auteurs
Lamoré
Revisie
oktober 2012[/vc_column_text][/vc_column][/vc_row]