Over dit hoofdstuk 4 maart 2021: Bij het schrijven van dit hoofdstuk is uitgegaan van de teksten en figuren van het door Hans Verschuure geschreven dictaat ‘Toonaudiometrie; uitvoering en interpretatie’ (PAOG Cursus ‘Klinische Audiometrie’ aan de Erasmus Universiteit Rotterdam in 1988). De tekst is grondig gereviseerd en aangevuld, naar aanleiding
De schrijver van dit hoofdstuk is drs. Trudi de Koning (psycholinguïst UMC Utrecht, Functiecentrum KNO) zeer erkentelijk voor haar commentaren bij het schrijven van dit hoofdstuk. 8.4.7.1(2). Inleiding Om te bepalen of een kind in aanmerking komt voor een Cochleaire Implantatie is het nodig een aantal onderzoeken te verrichten en
Inhoud: 8.4.6.1(3). De GN testbatterij 8.4.6.1(3). De GN testbatterij De GN-testbatterij voor kinderen met grote gehoorverliezen bevat negen verschillende tests, variërend van de meest basale spraaktests zoals een klinker- en woorddiscriminatietest, tot een test gericht op open spraakverstaan. Om adequaat om te gaan met bodem en plafond scores in de
8.4.6.1(2). Inleiding en overzicht In de veertiger jaren van de vorige eeuw zijn in diverse landen tests ontwikkeld om bij volwassenen het spraakverstaan te meten. Deze ‘spraakaudiometrie’ heeft als doel – nadat toonaudiometrie is verricht – gehoorproblemen verder te evalueren. Spraakaudiometrie richt zich op de twee belangrijkste aspecten van het
8.4.5.1(2). Inleiding Spelaudiometrie is een audiometrisch onderzoek bij kinderen dat gebaseerd is op geconditioneerde reacties. Bij een conditioneringstechniek wordt een kind geleerd een bepaalde handeling te verrichten wannéér, en alléén wanneer een lampje gaat branden of een geluid hoorbaar is. Hierbij wordt een actieve medewerking van het kind verwacht. De
8.4.4.1(2). Inleiding Het voorliggende hoofdstuk is het vierde van de reeks in Rubriek 8 over de ontwikkeling van het gehoor van zeer jonge kinderen en over de methoden om dit gehoor te testen. De vroege ontwikkeling van dat gehoor is beschreven in Hfdst.8.4.1. Om te bepalen in welke mate een
8.4.3.1(3). CORA – Vaardigheden, adviezen en aandachtspunten De aanwijzingen in deze paragraaf zijn bedoeld voor onderzoekers die het CORA onderzoek in de klinische praktijk uitvoeren. Vaardigheden De afleiding moet doelmatig zijn. Zolang het kind met een bepaalde actie te boeien is, blijf deze dan gebruiken. Ga niet op iets anders
8.4.3.1(2). Inleiding In het verlengde van de reeks onderzoeken die volgen op verdenking van een verminderd gehoor bij een kind staat naast de bekende objectieve methoden (BERA, ASSR en ECoG, besproken in respectievelijk Hfdst.8.3.9, Hfdst.4.5.3 en Hfdst.8.3.8) en naast het subjectieve BOA onderzoek (Hfdst.8.4.2) de ‘reflexaudiometrie’ (‘Conditioned Orientation Reflex Audiometry’
8.4.2.1(3). Enkele definities Voorafgaand aan de bespreking van het model worden, teneinde verwarring te voorkomen, de definities van enkele hier gebruikte begrippen gerecapituleerd: ‘Luidheid’ – de subjectieve sterkte van een geluid, uitgedrukt in soons (in dit hoofdstuk niet gebruikt). ‘Luidheidsniveau’ – de subjectieve sterkte van een geluid, uitgedrukt in de
8.4.2.1(2). Inleiding Om te bepalen in welke mate een zeer jong kind hoort heeft men in de audiologie de beschikking over ‘objectieve’ methoden van onderzoek waarbij een reactie van het kind geen rol speelt en ‘subjectieve’ methoden waarbij de uitkomst afhankelijk is van een reactie of respons van het kind.