4.5.3.1(3) Antwoorden van de sprekers over BERA-ASSR op de nascholingsbijeenkomst voor audiologen in maart 2005 Bij wie doe je een ASSR-meting? Heleen Luts: Bij patiënten die geen betrouwbare gedragsmatige respons kunnen of willen geven en waarbij je gehoordrempels voor verschillende frequenties wil kennen. Voornaamste doelgroep zijn natuurlijk jonge kinderen waarbij
4.5.2.1(3) Elektrische en magnetische brainmapping en bronanalyse Wanneer de over het schedeloppervlak gemeten elektrische potentiaalverdeling (c.q. de magnetische veldverdeling) wordt gecombineerd met een fysische beschrijving van het hoofd als driedimensionale volumegeleider (met gegeven geometrie en elektrische geleidbaarheden) is het mogelijk om een kwantitatieve schatting te maken van de plaats, de sterkte
4.5.1.1(3) Artefacten (stoorsignalen) Naast het neurogene signaal dat in het geval van de ABR bepaald moet worden, pikken de elektroden ook stoorsignalen op. Deze artefacten zijn er in drie soorten: Fysiologische stoorsignalen, in twee categorieën: Niet-stimulus-synchrone potentialen, die een gevolg zijn van hersenactiviteit, welke niets met het verwerken van de stimulus
4.4.1.1(3) Het cochleaire activatiepatroon Het ‘cochleaire activatiepatroon’ is het totaal van frequentiegebieden (plaatsen langs het basilair membraan) dat reageert op de stimulus. Het ‘vuurgedrag’’ of ‘vuurpatroon’ is de wijze waarop de betreffende geactiveerde vezels van de gehoorzenuw gedurende de tijd van stimuleren reageren. Zie voor literatuur Antoli-Candela en Kiang, 1978,
4.3.2.1(3) Het verschijnsel Nauwkeurige metingen van de gehoordrempel zijn verricht door Elliot (1958) en Horst et al. (1983). Kemp speculeerde dat de buitenste haarcellen – door zelf trillingen op te wekken – als geluidsversterkertjes zouden kunnen dienen. Dat geluidsversterking in het binnenoor een verklaring zou kunnen geven voor de grote
4.3.1.1(3) Macro-mechanica van het basilaire membraan en frequentieanalyse De macromechanica is uitgebreid door Von Békésy (1960) bij kadavers onderzocht, alsook later door anderen voor grote intensiteiten en bij een slechte conditie van de cochlea (Wilson en Johnstone, 1975). Het heeft tot 1980 geduurd eer aangetoond kon worden dat in vivo
4.2.1.1(3) Energieoverdracht Voor de verhouding van de impedanties van lucht (Zl) en perilymfe (Zv) geldt: Voor de berekening van de energieoverdracht wordt meestal uitgegaan van de hypothetische situatie waarbij een vlakke golf in lucht loodrecht invalt op een oppervlak van een perilymfe-vloeistof. Gegeven de impedanties Zl (lucht) en Zv (perilymfe)
Als samenvatting wordt gebruikt het artikel van de hieronder vermelde auteurs in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 1998;142:830-6, met als titel: De cochlea: slechthorendheid bezien vanuit moderne fysiologische inzichten J.H.M. Frijns en R. Schoonhoven Voor de overname van de inhoud van dit artikel en de bijbehorende figuren is toestemming verkregen
In niveau 2 van dit hoofdstuk bevinden zich enkele onderdelen van paragrafen die mogelijk beter op hun plaats zouden zijn in niveau 3. Omdat het geen op zichzelf staande onderwerpen betreft, maar korte uitwerkingen van de leerstof van niveau 2 is er voor gekozen deze stukken tekst in niveau 2
Bij het schrijven van dit hoofdstuk is mede gebruik gemaakt van de bijdrage van R. Schoonhoven aan de Boerhave Cursus, KNO-Audiologie, Academisch Ziekenhuis Leiden, 1996. In 2007 is een nieuw ‘handboek’ over de ‘Evoked Potentials’ verschenen: Burkard RF, Don M, Eggermont JJ (Eds), ‘Auditory Evoked Potentials. Basic Principles and clinical