A/D conversie | 5.3.2.1 | omzetten van een analoog naar een digitaal signaal | |
A/D converter | 9.2.5.5 | omzetter van analoog signaal naar digitaal signaal (sampeling) | |
AABR | 8.2.3.3 | Automatische Auditieve Brainstem Response: gehoorscreening m.b.v. BERA-methodiek | |
aambeeld | 1.1.3.3 | 3.2.1.3 | het tweede gehoorbeentje tussen hamer en stijgbeugel |
aanblazen | 2.5.1.2 | inzet van een (muziek) toon, sterk van invloed op geluidherkenning | |
aangeboren SH | 1.1.6.2 | 7.2.1.3 | slechthorendheid die bij de geboorte al bestaat (erfelijk,incident voor of tijdens geboorte) |
aangezichtszenuw | 3.2.1.3 | zenuw die de aangezichtsmusculatuur aanstuurt. | |
aanpas HT rol audicien | 9.3.1.2 | bijdrage in het aanpassen van een hoortoestel door de audicien | |
aanpassen hoortoestel | 1.1.8.8 | 9.3.1.1 | het afstellen van een hoortoestel op het te ondersteunen oor |
aanzetbochtje | 9.2.3.7 | zie toonbochtje | |
aanzetstuk van de stem | 10.1.2.4 | ruimte in keel en mond boven de stembanden waar het basisgeluid wordt omgezet in spraak | |
aardelektrode | 4.5.2.1 | elektrode die geaard is t.o.v.meetelektroden die signaal leveren | |
AAST-test | 8.4.6.2 | 6 woorden worden afgebeeld en at random adaptief aangeboden in stilte of in ruis | |
AB | 9.9.1.4 | Ambulante bgeleiding zie aldaar | |
ABLB | 8.3.3.7 | Alternating Binaural Loudness Balance test, om bij slechthorendheid recruitment te meten | |
ABR | 8.3.9.1 | Aud. Brainstem Response: Hersenstamresponsies op stimulus | |
ABR amplitude | 4.5.1.2 | Auditieve Brainstem Response, hersenpotentialen, ontstaan zeer korte tijd na geluidsaanbod | |
ABR artefactonderdrukking | 4.5.1.4 | bepalen van de grootte van de pieken in de response | |
ABR beoordeling | 4.5.1.4 | voorkomen dat niet eigenlijke grote stoorreacties het meetresultaat beïnvloeden | |
ABR bij kinderen | 4.5.1.5 | het conclusies trekken uit het meetresultaat | |
ABR bij kinderen | 4.5.1.5 | latentie verschillen tussen kinderen en volwassenen | |
ABR latenties | 4.5.1.2 | plaatsing op en contact met het hoofd van de afleidende plaatjes (elektroden) | |
ABR meetmethode | 4.5.1.3 | bepalen van de latentie van de pieken in de response | |
ABR normaal curve | 4.5.1.4 | uitgangscurven voor beoordeling meetresultaat | |
ABR normaal curve | 4.5.1.5 | meetopstelling voor de meting | |
ABR stimulus-ijking | 4.5.1.3 | via hoofdtelefoon aan te bieden stimulussignaal | |
ABR stoorsignalen | 4.5.1(3) | zie niveau 3 van 4.5.1 | |
ABR stoorsignalen | 4.5.1.7 | methode om stimulus niveau vast te stellen | |
absoluut-dominante freq. | 2.7.2.4 | bij tijd-intensiteit trading proeven met breedbandsignalen blijkt een frequentie gebied dominant | |
absoluut-dominante freq. | 2.7.3.4 | de MINIMALE geluidssterkte die nodig is om bij 50% van de aanbiedingen response te scoren | |
absorptiecoëfficiënt | 1.1.10.2 | 8.1.2.3 | maat voor de mate van absorptie door de desbetreffende materie |
AC | 8.1.2.3 | Audiologisch Centrum, zie aldaar | |
acetylsalicylzuur | 1.1.3.5 | 2.9.1.1 | aspirine (heeft ototoxisch effect) |
achtergrondgeluid | 9.2.3.4 | het niet betekenisvolle aanwezige geluid: rumoer of lawaai of ruis | |
acryl | 9.2.3.4 | hard materiaal waar oorstukjes van gemaakt worden die glad en goed schoon te houden zijn | |
ACTH-derivaten | 7.4.1.3 | adreno-corticotroop hormoon kan ototoxische werking verminderen | |
actief-filter | 1.1.3.4 | 6.1.1.2 | filter dat elektronische versterking kent en daardoor grote steilheid kan hebben |
actiepotentiaal (AP) | 6.1.1.1 | elektrische potentaalverandering, gegenereerd door een zintuigcel en doorgegeven via de zenuw | |
activiteiten in ICF | 7.5.1.2 | alle onderdelen van het menselijk handelen die beschreven en waargenomen kunnen worden | |
acusticus | 3.1.1.3 | nervus acusticus: gehoorzenuw | |
acusticusneurinoom | 8.4.3.2 | tumor bij de inwendige gehoorgang die de gehoorzenuw afklemt (zie ook 7.2.2.4 en 8.3.8.6) | |
ad concham | 8.4.3.2 | aan de oorschelp | |
adaptatie | 8.3.7.2 | afname van de waargenomen intensiteit bij gelijkblijvende stimulussterkte (zie ook 2.1.1.3) | |
adaptieve methode | 8.3.7.2 | wijze van drempelbepaling door op reactie signaal in kleine stapjes toe of af te laten nemen | |
adaptieve release time | 9.2.4.8 | adaptieve uitregeltijd houdt rekening met de omstandigheden en is variabel | |
adaptieve uitregeltijd | 9.2.4.8 | adaptieve uitregeltijd houdt rekening met de omstandigheden en is variabel | |
ademhalingsspieren | 8.1.2.3 | spieren die de borstkas kunnen vergroten en verkleinen zodat er lucht in en uit de longen gaat | |
adenoïtis | 8.1.2.3 | ontsteking van het adenoïd: de neusamandel | |
adenotomie | 8.3.11.2 | operatieve ingreep gericht op het verwijderen van het adenoïd: de neusamandel | |
ADHD | 3.2.1.2 | aandachts-tekort-stoornis met hyperactiviteit (overbeweeglijkheid) | |
aditus ad antrum | 8.3.1.6 | toegang tot het antrum (in het middenoor) | |
admittantie | 8.3.1.6 | inverse van impedantie en geeft aan welk gemak de flow (geluidsstroom) ondervindt | |
AEP | 4.5.1.1 | Auditieve Evoked Potentialen: hersenpotentialen die volgen op het aanbieden van geluid | |
afasie | 3.3.1.2 | stoornis in spraak en taal, probleem met taal, spreken, woordvinding, schrijven, begrijpen | |
afferente gehoorbaan | 3.3.1.2 | stijgende gehoorbaan, leidt informatie van perifere centra (cochlea) naar hogere auditieve kernen | |
afgeleide (van een curve) | 1.1.4.11 | 8.3.9.3 | een curve of lijn die de verandering van de oorspronkelijke curve weergeeft |
afsluiten (zich voor geluid) | 8.3.13.4 | het niet tot zich door laten dringen van geluid dat fysiologisch wel wordt waargenomen | |
afsluiten gehoorgang | 9.2.3.2 | zie oorstukje van het hoortoestel | |
afstandsbediening | 1.1.8.3 | 9.3.3.3 | apparaat om de instelling van het (hoor)toestel te wijzigen zonder het te hoeven aan raken |
AGC | 9.2.2.3 | Automatische Gain (versterkings) Controle door terugkoppeling van output naar versterking | |
AGC-I | 9.2.4.8 | AGC schakeling die wordt gestuurd door het ingangssignaal (Input) van het hoortoestel | |
AGCi /AGCo | 9.2.2.3 | Automatisch Gain (Versterkings) Controle resp vóór de volumeregelaar (i) )of er achter(o) | |
AGC-O | 9.2.2.3 | AGC schakeling die wordt gestuurd door het uitgangssignaal (Output) van het hoortoestel | |
aggravatie | 1.1.6.6 | 7.2.1.6 | een klein gehoorverlies wordt gepresenteerd als een ernstige beperking van het kunnen horen |
agnosie verbaal | 6.2.3.5 | woorddoofheid | |
AHO oorhanger | 1.1.8.7 | 9.3.3.1 | Achter Het Oor toestel: hoortoestel dat achter en boven de oorschelp wordt gedragen |
AI | 9.2.1.2 | Articulatie Index geeft van elk van in banden gedeelde spraakspectrum bijdrage aanverstaan | |
AI Articulatie Index | 9.2.1.2 | methode om spraakverstaan te scoren op grond van het toonaudiogram (zie ook 5.6.1.3) | |
AICA | 3.2.2.5 | zie art. cerebelli inferior anterior: bloedverzorgende ader van het binnenoor | |
air-bone-gap | 1.1.3.3 | 8.3.5(3) | gebied tussen lucht- en beengeleidingsdrempel: geleidingscomponent in het gehoorverlies |
akoestische fonetiek | 10.2.1.1 | toespitsing van de experimentele fonetiek op fysische aspecten in het bijzonder op akoestiek | |
akoestische impedantie | 4.2.1.2 | weerstand die een geluidsgolf ondervindt bij het voortlopen. | |
akoestische klinker3hoek | 10.1.2.4 | zie Helmholtz | |
akoestische koppeling | 4.2.1.2 | relatie tussen het geluid aan het trommelvlies en het geluid als afgegeven door het hoortoestel | |
akoestische terugkoppel. | 9.2.3.6 | piepen of fluiten van een hoortoestel, (de microfoon vangt versterkt geluid uit de telefoon weer op) | |
akoestische weerstand | 8.3.1.6 | verzet tegenbewegingsenergie | |
akoestisch-rondfluiten | 9.2.6.5 | treedt op doordat het uitgangssignaal van het toestel wordt opgevangen door de microfoon | |
alarm signaal | 7.2.3.2 | waarschuwingssignaal dit moet tenminste 15 dB harder zijn dan het omgevingsgeluid | |
aliasing | 9.2.5.2 | vervorming door te lage samplefrequentie fs bij digitaliseren (veroorzaakt fsample – f ingang) | |
allelen | 7.1.2.4 | genen bestaan uit twee allelen zoals chromosomen uit twee autosomen | |
Alport syndroom | 1.1.6.2 | 7.3.2.3 | X-gebonden, progressieve slechthorendheid nierklachten en nefritis (zie ook 6.3.3.3) |
alternerende polariteit | 4.5.1.3 | serie van (geluids)stimuli die afwisselend beginnen met drukverhoging of drukverlaging | |
alveolair | 10.2.2.3 | kenmerk medeklinker, productie door afsluiting met tong tegen rand harde verhemelte (bv d en t) | |
AM amplitude modul. | 4.5.3.1 | sinusvormig verloop (modulerende frequentie) in de tijd van amplitude continue draaggolf | |
ambulante begeleiding | 1.1.10.3 | 9.9.1.4 | dienst voor begeleiding van GLO-scholieren met ernstige beperking en hun leerkrachten |
American Sign Lang. | 7.3.1.2 | Amerikaanse gebarentaal in 1980 is het als volwaardige taal erkend | |
AMFR | 4.5.3.1 | Amplitude Mod. Following Resp.: reactie van gehoor op (40 Hz) gemoduleerde draaggolf | |
aminoglycosiden | 8.1.2.2 | 7.3.1.3 | bacterie dodende medicamenten, antibiotica (kunnen ototoxisch zijn zie 7.4.1.2) |
aminozuren | 7.1.2.3 | bouwstenen van eiwitten | |
Amman | 7.3.1.2 | arts (1669-1742) die voor het eerst doven leerde spreken | |
amplitude | 5.3.1.2 | maximale uitwijking van af het evenwichtspunt van een trillend object | |
amplitude-gemoduleerd | 5.3.1.4 | het sinusvormig variëren van de amplitude van een voortdurend signaal (zie ook 2.4.1.3) | |
ampulla | 3.2.2.3 | verwijding in het halfcirkelvormige kanaal waar de cupula zich bevindt | |
Amusi | 7.2.9.2 | bij waarnemen van geluid is alleen herkenning van muziek aangetast | |
analoog hoortoestel | 9.2.4.5 | hoortoestel waarin het geluid als continu elektrisch signaal wordt bewerkt | |
analoogsignaal | 9.2.4.4 | geluid, weergegeven door een microfoon in een in sterkte variërende spanning | |
anamnese | 8.1.2.6 | (voor)-geschiedenis van de ziekte | |
anesthesie | 8.3.8.1 | verdoven, rustig maken door een narcose toe te passen | |
anharmonisch complex | 2.4.1.1(3) | geluid met componenten waarvan de frequenties geen veelvouden van de grondfreq. zijn | |
annulus | 3.2.1.2 | verende buitenrand van het trommelvlies waarmee het is bevestigd in de gehoorgang | |
anoxie | 1.1.6.5 | 7.3.2.5 | zuurstof gebrek (blauwzien) kan slechthorendheid veroorzaken (zie ook asfyxie 6.3.3.2) |
anterior | 3.1.1.2 | aan de voorzijde (de buikzijde) (zie ook 7.2.2.3) | |
anti-allergisch oorstuk | 9.2.3.4 | oorstukje dat gemaakt is van materiaal dat de gehoorgang niet irriteert | |
antibiotica | 7.4.1.2 | remmer van bacteriële infectie (kan ototoxische werking hebben) | |
anticipatie (geanticipeerd) | 10.2.1.4 | vooruitlopen op iets omdat dat verwacht wordt te gaan gebeuren | |
antidepressiva | 7.4.1.2 | middel tegen depressiviteit (kan ototoxische werking hebben bij lang gebruik) | |
antihelix | 3.2.1.2 | binnenrand in de oorschelp rond de concha (verdiept gelegen ingang van de gehoorgang) | |
anti-tragus | 3.2.1.2 | deel van de oorschelp, achter-onder de ingang van de gehoorgang | |
antropogenetisch | 8.1.2.2 | activiteit gericht op het onderzoeken van erfelijkheidsaspecten | |
antrum | 3.2.1.3 | grote luchthoudende holte in de middenoorruimte | |
APD | 8.3.11.2 | Auditory Processing Disorder zie aud. verwerkings problematiek | |
apex | 6.2.1.4 | top (van de cochlea) waar het helicotrema zich bevindt | |
APHAB | 7.5.2.3 | Abbreviated Profile of Hearing Aid Benefit, vragenlijst om verbetering dank zij hoortoestel te bepalen | |
apicaal deel cochlea | 4.4.1.2 | top van de cochlea waar de lage frequenties worden gedetecteerd | |
Apparent Source Width | 2.7.2.4 | schijnbare verbreding van de geluidsbron door reflecties in een zaal | |
approximanten | 10.2.2.3 | kenmerk medeklinker samen nemen van liquidae en halfklinkers | |
aquaeductus vestibuli | 3.2.2.3 | de in het bot uitgespaarde perilymfe bevattende ruimte die de saccus endolymfaticus omsluit | |
ARAS | 3.3.1.2 | Ascending Reticular Activating System: systeem voor actief en alertmaken voor stimulatie | |
arousal | 3.3.1.2 | weksysteem, opwekken van een heldere bewustzijnstoestand | |
array van microfoons | 9.2.1.2 | samenstel van een aantal microfoons om een goede representatie van het geluid te verkrijgen | |
art. auditiva int. | 3.2.2.5 | bloedvoorzienende ader voor het binnenoor | |
artefact | 4.5.1(3) | onverwacht optredende storende potentiaal die de response meting kan verstoren | |
artefact rejection | 4.5.3.3 | onderdrukking van artefact invloeden op meetregistratie | |
arterie | 3.2.2.5 | ader, bloedvat dat weefsel structuur van bloed voorziet | |
articulatie | 1.1.2.5 | 10.1.2.1 | uitspreken van spraakklanken met goede instelling van het spraakorgaan voor klankherkenning |
articulatie index | 5.5.1.3 | scoren van spraakoverdracht in een schaal tussen 0 en 1 | |
articulatie index (AI) | 9.2.1.2 | maat voor de overdracht van een geluidsboodschap berekend uit toonaudiogram (zie ook 5.6.1.3) | |
articulatieplaats | 10.2.2.3 | plaats in aanzetstuk waar de klankvorming wordt gemaakt. | |
articulatoren | 10.1.2.3 | de onderdelen van het spraakkanaal die alle bijdragen aan de vorming van de spraakklank | |
articulatorische fonetiek | 10.2.2.1 | het deel van de fonetiek dat zich bezig houdt met de productie (mondstanden) van spraakklanken | |
articulografie | 10.2.1.4 | beschrijven van de articulatie dmv registratie technieken (zie ook 10.3.2.3) | |
arytenoïden | 10.1.2.2 | bekervormige kraakbeentjes waar de stembanden mee gespannen en bewogen kunnen worden | |
Ascal | 7.4.1.2 | ontstekingsremmend geneesmiddel (kan ototoxische werking hebben) | |
ascertainment | 7.3.1.4 | soort onderzoek met behandelingsinfo verzameling via school en verblijf | |
asfyxie | 6.2.3.2 | zuurstofgebrek van de weefsels schadelijk voor binnenoor | |
ASL | 7.3.1.2 | American Sign Language Amerikaanse gebarentaal in 1980 als volwaardige taal erkend | |
ASP | 9.2.4.9 | Automatic Signal Processing toestellen hebben alineaire versterking (compressieregeling) | |
asperine | 7.4.1.1 | huismiddel tegen pijn en koorts (heeft ototoxisch effect) | |
ASS | 9.9.1.2 | Stoornis in het Autisme spectrum | |
ASSR | 4.5.3.1 | Auditory Steady State Response: reactie van gehoor op 40 Hz gemoduleerde draaggolf | |
ASW | 2.7.2.4 | Apparent Source Width zie aldaar | |
asynchroon | 2.5.1.3 | niet op de zelfde tijd (bv inzet van een toon) | |
ataxie | 6.2.3.3 | coördinatie stoornis van de spieren | |
á terme geboorte | 4.5.1.5 | geboorte op de dag die als geboorte dag was uitgerekend | |
atresie | 1.1.6.2 | 7.2.2.2 | aangeboren of verworven afgesloten zijn van de uitwendige gehoorgang |
attack-time | 9.2.4.8 | inregeltijd van een begrenzingschakeling | |
attributen | 6.2.2.1 | karakteristieke eigenschap | |
Aud. Centrum de opzet | 9.8.3.4 | initiatief en realisatie van instituut voor sociale zorg voor slechthorenden | |
aud. temporele ordening | 8.3.11.3 | het herkennen van ordening in temporele (tijd volgorde) patronen | |
aud. verwerkings probl. | 8.3.11.2 | klachten betreffende het niet goed kunnen horen bij (vrijwel) normale gehoorscherpte | |
aud.verwerkvaardigheid | 8.3.11.3 | vaardigheid om auditieve informatie te verwerken dit toetsen met tests | |
AUDERA | 4.5.3.4 | commercieel apparaat om ASSR te meten | |
audicien | 1.1.8.8 | 9.3.1.2 | gediplomeerde deskundige die hoortoestellen verkoopt en de aanpassing begeleidt |
audiogram format | 2.2.1.2 | diagram waarin de gevoeligheid van een oor voor de diverse meetfrequenties wordt genoteerd | |
audiogramformulier | 8.3.2.4 | formulier met het notatie schema waarin en audiogram wordt aangegeven | |
audio-input | 9.2.2.4 | ingang van een hoortoestel voor aansluiten van een ander geluidssignaal leverend apparaat | |
audiologisch centrum | 1.1.10.2 | 9.3.1.2 | een instelling voor diagnostiek en revalidatie bij klachten over SH en praten en de gevolgen daarvan |
audiologische zorg SH | 9.8.3.2 | speciale aandacht binnen MW voor auditief beperkte personen en kinderen | |
audiometer | 1.1.5.8 | 8.3.2.2 | meetapparaat dat zuivere tonen met instelbare frequenties en geluidsniveaus kan aanbieden |
audiometrie hoogfreq. | 8.3.15.1 | gehooronderzoek met tonen met hoge frequenties (hoger dan het spraakspectrum) | |
auditieve closure | 8.3.11.3 | het herkennen van monaural aangeboden weinig redundante spraak. | |
auditieve cortex | 6.2.2.8 | centrum van auditieve info verwerking op het vierde niveau (zie ook 3.3.1.2) | |
auditieve integratie | 8.3.11.3 | vermogen om tegelijkertijd dichotisch aangeboden geluidsignalen te fuseren | |
auditieve neuropathie | 7.2.8.1 | geen goede geluidsoverdracht bij goed functionerende uitw. Haarcellen (goede OAE’s) | |
auditieve separatie | 8.3.11.3 | vermogen om tegelijkertijd dichotisch aangeboden geluidsignalen te onderscheiden | |
auditieve systeem | 3.1.1.3 | het hele verwerkingssysteem van geluidsinformatie (van geluidstrilling tot bewust worden) | |
auditieve verwerking testen | 8.4.6.4 | testbatterij voor auditieve verwerking | |
auditory evoked response | 4.5.1.1 | door een geluidsstimulus opgeroepen elektrische potentiaal | |
Auditory Proc. Disorders | 8.3.11.2 | APD (CAPD) zie auditieve neuropathie | |
Auditory Scene Analyses | 8.4.2.1 | zie patroonperceptie | |
Auditory SteadyState R | 4.5.3.2 | ASSR hoordrempel bepaling d.m.v. reactie van gehoor op gemoduleerde draaggolf | |
auditory-event | 2.7.2.1 | het waarnemen van een virtuele geluidsbron door tijds- en intensiteitmanipulaties van geluid | |
auricula | 6.2.1.2 | zie oorschelp | |
automatic gain controle | 9.2.2.3 | automatische regeling van de versterking van het hoortoestel afhankelijk van sterkte ingangssignaal | |
automatic signal proc. | 9.2.4.9 | ASP toestellen hebben alineaire versterking (compressieregeling) | |
Automatische sterkte reg | 9.3.2.4 | Zie AGC | |
autosomaal erfelijk | 1.1.6.2 | 7.1.2.5 | erfelijke overdracht die verloopt via een niet geslachtsbepalend gen (autosomen) (ook 7.3.2.2) |
autosomen | 7.1.2.2 | de 22 chromosomen die voor man en vrouw gelijk zijn | |
AVC-regeling | 1.1.8.3 | 9.2.2.4 | Automatische Volume Controle waardoor hardere geluiden minder versterkt worden dan zachtere |
averager | 4.4.1.7 | apparaat dat een aantal gemeten waarden middelt. | |
AVETA | 7.5.2.3 | Amsterdamse Vragenlijst voor Eenzijdige of Tweezijdige Aanpassing | |
AVP | 8.3.11.2 | Auditieve Verwerkings Problematiek zie daar onder | |
AVP – AVD – CAPD | 8.3.11.2 | Auditieve Verwerkings Problematiek zie daar onder | |
axiaal (doorsnijding) | 3.1.1.2 | anatomische structuur die te zien is bij splitsen (van het hoofd) in een onder en boven deel | |
axon | 6.1.1.2 | hoofdvezel die informatie van neuron cellichaam naar volgende station brengt |