Babble | 9.7.1.4 | klein elektronisch apparaatje in de oorschelp dat het geluid richtinggevoelig opvangt | |
Ba-curve | 8.3.1.6 | curve van susceptantie | |
BAEP BEP | 1.1.5.12 | 4.5.1.1 | Brainstem Auditory Evoked Potentials zie BERA |
BAHA | 1.1.8.7 | 9.4.1.3 | Bone Anchoured Hearing Aid, hoortoestel dat geluid als trilling aan de schedel aanbiedt |
BAHA of Cochl Implant | 9.4.1.3 | afweging als BAHA te weinig versterking levert over te gaan tot CI | |
BAHA softband | 9.4.1.3 | vorm van beengeleidingstoestel met trilplaat op het hoofd bevestigd met klittenband | |
Bakkehoorn | 1.1.8.6 | 9.2.3.7 | oorstuk met geleidelijk wijder wordend geboord geluidskanaal (bevordering hoge tonen) |
ballooning-effect | 9.2.4.8 | door invloed van een filter en begrenzing kan een frequentie gebied te luid worden | |
banden v.e. hoortoestel | 9.2.5.4 | ingangssignaal verdeeld in apart te bewerken frequentiebanden maar één eindversterker | |
bandrejection-filter | 9.2.4.7 | filter dat een frequentie band uit het signaal uitfiltert (blokkeert) | |
barany-doof oor | 1.1.5.4 | spraak aan de oorschelp gesproken wordt niet gehoord als andere verdoofd is met Barany tr. | |
Bárány-trommel | 1.1.5.4 | “in de gehoorgang geduwd apparaat dat een hard geluid aanbiedt om het even “”doof”” te maken” | |
basaal deel cochlea | 4.4.1.2 | basis van de cochlea aan de middenoor zijde (perceptie hoge frequenties | |
basilaire membraan | 1.1.3.4 | 3.2.2.3 | vlies in het binnenoor dat een geluid analyseert in de samenstellende harmonische trillingen |
basilairmembr. Mechanica | 4.3.1.2 | model om de werking van binnenoor en de beweging van het basilaire membraan te verklaren | |
basilairmembr. Stijfheid | 4.3.1.2 | verloop van de stijfheid van het basilaire membraan van stapes naar helicitrema | |
basis stapedis | 3.2.1.3 | voetplaat van de stapes | |
basis van transistor | 9.2.4.6 | laag halfgeleider in transistor, stroom tussen basis en emittor wordt versterkt in collector | |
basisparen | 7.1.2.3 | verbindingen tussen de twee strengen (de dubbele helix) in het DNA molecuul | |
basistrilling | 9.2.4.2 | grondfrequentie van het geluid | |
batterij (hoortoestel) | 1.1.8.4 | 9.2.1.2 | energiebron van het hoortoestel |
Bayes-regel van | 8.2.6.(3) | niveau 3: geeft verbanden tussen statistische elementen | |
BCD | 9.4.1.3 | BoneConductioen Devices: apparaat om geluidstrilling direct op de schedel over te brengen | |
beengeleider | 1.1.3.3 | 8.3.2.4 | trilblokje waarmee een geluid direct op de schedel kan worden aangeboden (beengeleiding) |
beengeleiding | 1.1.3.1 | 8.3.2.4 | gevoeligheidsbepaling van het oor door aanbieding van tonen via een triller op het hoofd |
beengeleidingsdrempel | 1.1.5.8 | 8.3.2.4 | Hoordrempel gemeten via de beengeleiding |
beengeleidingstoestel | 1.1.8.7 | 8.3.2.4 | hoortoestel dat het geluid als trilling op de schedel aanbiedt |
begeleiding bij SH | 1.1.5.8 | 7.2.11.4 | voorbeelden van begeleidingsmogelijkheden in geval van problemen t.g.v. SH |
begrenzing | 1.1.8.3 | 9.3.2.4 | beveiliging tegen overlast van harde geluiden door het maximale uitgangsvermogen te beperken |
begrenzingssysteem | 9.2.4.8 | schakeling in hortoestel om uitgangssignaal te begrenzen (bescherming gehoor) | |
Bekesy audiometrie | 8.3.2.1 | audiometrie waarbij de patiënt zelf de sterkte van de toon bepaalt en de hoordrempel schrijft | |
beluchtingkanaal | 9.2.3.8 | nauw kanaaltje dat dwars door het oorstukje wordt geboord voor ventilatie van de gehoorgang | |
bemonsteren | 9.2.4.4 | het vastleggen van een analoog signaal door de waarden van een reeks steekproeven 5321 | |
benig-labyrint | 3.2.2.2 | omsluiting van de in het bot uitgespaarde ruimte van het binnenoor (vliezig labyrint) | |
beperking gehoorscreening | 8.2.5.6 | onvolkomenheden van de methode alsook niet detecteren van later verworven gehoorverlies | |
beperkingen (in ICF) | 7.5.1.2 | moeilijkheden bij uitvoeren van activiteiten | |
BERA | 1.1.5.12 | 8.3.9.2 | Brainstem Evoked Response Audiometrie, hoordrempelbepaling via meten van hersenpotentialen |
BERA 1-5 latentie | 8.3.9.5 | latantie interval tussen de pieken 1 en 5 in de registratie | |
BERA bij jonge kinderen | 8.3.9.4 | bij jonge kinderen geldt een andere normering dan bij volwassenen. | |
BERA dBnHL | 8.3.9.2 | maat voor stimulusintensiteit in dB met referentie de drempel van de gemiddelde goedhorende | |
BERA diagnostisch | 8.3.9.3 | diagnostische conclusies te verkrijgen met BERA onderzoek | |
BERA en retrocochl. SH | 8.3.9.5 | diagnostische waarde van BERA bij retrocochleaire pathologie | |
BERA histogram | 8.3.9.2 | presentatie van meetgegevens in een staafdiagram | |
BERA I-5 interval | 8.3.9.5 | interval tussen aan van van stimulus en piek 5 in de registratie (als piek 1 ontbreekt) | |
BERA latentie | 8.3.9.2 | tijdsverloop tussen aanbieden van stimulus en het optreden van desbetreffende piek in response | |
BERA methode met ruis | 8.3.9.3 | doormiddel van toepassing van High Pass ruis diagnostische conclusies trekken uit BERA | |
BERA methode vd Drift | 8.3.9.3 | methode voor diagnstische conclusies uit BERA volgens methode Van der Drift | |
BERA nomogram | 8.3.9.2 | een curve die de grootte van de spreiding rond het gemiddelde aangeeft | |
BERA onderzoek | 1.1.5.12 | 4.5.1.1 | Brainstem Evoked Response Audiometrie: bepalen van de hoordrempel via hersenpotentialen |
BERA piek-latenties | 1.1.5.12 | 8.3.9.2 | latenties van de BERA-pieken zijn afhankelijk van stimulus-sterkte en van jonge leeftijd |
BERA responsiepatronen | 8.3.9.2 | schaar meetresultaten bij goedhorende proefpersonen | |
BERA retrocochleair (SH) | 1.1.6.5 | 8.3.9.5 | slechthorendheid met een oorzaak die in het auditieve verwerkingssysteen (hoger dan cochlea) |
Berger (aanpas regel) | 9.3.3.4 | rekenregel vlg Berger voor bepalen goede freq. karakteristiek van hoortoestel uit toonaud. | |
Bernoulli wet van | 10.2.1.2 | fysicus die een verband tussen druk en stroomsnelheid van een gasstroom formuleerde | |
Best Mod. Freq. | 2.4.1.6 | neuronen in de Colliculus Inferior waarvan de tuning verandert met de draaggolffrequentie | |
bewegingsvergelijking | 5.1.1.2 | mathematische beschrijving van een beweging | |
BF (best frequenties) | 6.2.2.7 | frequentie waarvoor een cel of zenuwvezel het meest gevoelig is of het beste functioneert | |
BI BEST intens. | 6.2.2.8 | Best Intensity: intensiteit waar de zenuwcellen het beste op reageren | |
Bicros toestel | 1.1.8.7 | 9.2.1.3 | oorhanger op één oor met twee microfoons waarvan één bij het contralaterale oor |
bi-directioneel | 9.2.6.7 | eigenschap van een microfoon: symmetrisch gevoelig voor geluid van voor en van achter | |
bilabiaal | 10.2.2.3 | kenmerk medeklinker, productie vóór in de mond bij lippen (bv p en b) | |
BILD | 2.7.2.3 | Binaural Intelligibility Level Difference verbeteren spraakverstaan door BMLD effect | |
BILL | 9.2.4.9 | Bass Increase at Low Levels toestel met meer lage tonenversterking bij lage intensiteiten | |
binairgetallenstelsel | 5.3.2.4 | een getallenstelsel met als grondtal 2: aan-uit (ipv 10 in het decimale getallen stelsel) | |
binauraal | 2.7.1.1 | twee-orig: het zelfde signaal wordt aan beide oren aangeboden. (zie ook 9.2.2.5) | |
Binaural Intell. Level Diff | 2.7.2.3 | verbeteren spraakverstaan in lawaai door aan één oor de fase van lawaai of spraak om te keren | |
Binaural Masking LD | 2.7.2.3 | bij binauraal aanbieden van signaal en ruis geeft fase draaiing van een van beide beter horen | |
binaurale interactie | 6.2.2.4 | interactie van informatie van beide oren wordt gecodeerd ( EE en EI en IE en EO) | |
binnenoor | 1.1.3.4 | 6.2.1.4 | derde-deel van het oor, het zet als een microfoon de geluidstrilling om in een elektrisch signaal |
binnenoormodel (BM) | 4.3.1.2 | verklaring van de werking van het binnenoor en freq. Analyse door basilair membraan | |
bioflex | 9.2.3.4 | poreus materiaal van oorstukjes die iets zwellen door de lichaamswarmte | |
biotinidase deficintie | 7.3.2.3 | gehoorverlies kan ontstaan duidelijk zijn spierslapte, huiduitslag | |
bit | 9.2.5.2 | eenheid in het binaire systeem (0 of 1) | |
bloedverdunners | 7.4.1.2 | medicament ter voorkoming van trombose (kan bij lang gebruik ototoxische werking hebben) | |
BLUE-COMM | 9.7.1.5 | technische uitvoering an een tectel apparaat. (combinatie teksttelefoon en PC) | |
bluetooth | 9.7.1.7 | draadloze signaal overdracht over kleine afstanden (minder dan 10 meter) | |
BMF Best Mod Freq. | 6.2.2.8 | “Best Modulation Freq. | |
BMLD | 2.7.2.3 | zie Bin. Masking Loudness Difference 2.7.2.3 en 2.5.1.3 | |
BOA | 8.4.2.1 | Behavioural Observation Audiometry, observeren of het kind reageert op een geluid | |
Bone-Anchored H A | 1.1.8.7 | 9.4.1.4 | hoortoestel dat geluidstrillingen aanbiedt via een schroefje in de schedel ( zie ook 7.2.2.2) |
booggangen | 3.2.2.3 | onderdelen van het evenwichtsorgaan die gevoelig zijn voor versnellingen van draaibewegingen | |
borstregister | 10.3.3.2 | stemvorming in normale spreekregister met normale spanning en sluitingvan de stembanden | |
boventoon | 1.1.2.2 | 2.4.1.3 | hogere harmonische trilling in het geluid met een veelvoud van de frequentie van de grondtoon |
brabbelen | 1.1.2.5 | 11.1.1.4 | spelen met de stem door baby’s, ook onverstaanbare spraakklanken produceren |
brain mapping | 4.5.2.4 | meten van verdeling van potentiaalveranderingen op diverse plaatsen op de schedel | |
Brainstem Ev.RespAud: | 8.3.9.1 | BERA: zie aldaar | |
branchiaal | 3.1.2.3 | zijtak van een zenuw | |
branchio oto renaal syn | 7.3.2.3 | slechthorendheid met halsfistel, oorschelpdysplasie en nierafwijkingen | |
breking v geluid | 5.2.1.2 | richtingsafwijking van geluidsgolf door verandering van dichtheid in aangrenzende media | |
Broca gebied | 6.2.3.5 | corticaal gebied gericht op gehoor | |
Broca-fenomeen | 2.4.1.2 | effect dat toonhoogte beïnvloed wordt door de sterkte van het geluid | |
brom | 4.5.1(3) | niveau 3 van 4.5.1: stoorsignaal tgv 50 Herz van het lichtnet (220 Volt wiselspanning) | |
bron ( source) | 2.5.1.3 | object dat de producent van het desbetreffende geluid is: geluidsbron, | |
Bronanalyse | 4.5.2.4 | bepalen van de plaats en het tijdstip van de bron in de hersenen van de gemeten potentiaal | |
brughoek | 3.3.1.1 | nauwe doorgang door een benig kanaal voor de gehoorzenuw en andere zenuwen | |
brughoektumor | 7.2.2.4 | tumor op de rand van de inwendige gehoorgang in het schedelbot | |
btablokker | 7.4.1.2 | geneesmiddel bij hoge bloeddruk en hartklachten (kan ototoxische werking hebben) | |
buiging v geluid | 5.2.1.2 | “richtingsafwijking van een geluidsgolf door een obstakel dat “”omspoeld”” wordt” | |
buik in beweging/druk | 5.2.1.3 | maximaal bewegend punt in staande golf patroon (met minimale druk) ook 5.1.1.4 | |
buik in een trilling | 4.1.1.2 | plaats in staande trilling waarin de materie deeltjes met maximale amplitude bewegen (5.1.1.4) | |
buiksprekereffect | 2.7.1.4 | beïnvloeding van richtinghoren door informatie van andere zintuigen | |
buis van Eustachius | 1.1.3.3 | 3.2.1.3 | verbinding tussen keelholte en middenoorholte voor luchtdruk egalisatie en vocht afvoer |
bulkmodulus | 5.2.1.1(3) | niveau 3: factor in geluidssnelheid gerelateerd aan de medium dichtheid (soortelijk gewicht) | |
bushy zenuwcellen | 6.2.2.3 | stervormige, ruige zenuwcellen met tentakels vanwege dendrietstructuur |