ear-tip | 9.2.1.3 | klein papaplu-vormig vrijwel onzichtbaar oorstukje waarin ook een telefoontje kan geplaatst | |
ECD | 4.5.2.4 | Equivalent Current Dipole, maat voor lokalisatie en tijd van bron potentiaal in de hersenen | |
echo | 2.7.2.2 | herhaling van het eerder aangeboden geluid met hinderlijke vertraging (t.> 40 ms) | |
echografie | 5.2.1.1 | toepassing ultrasoon geluid als afbeeldingstechniek in geneeskunde | |
ECoG | 8.3.8.1 | methode om hoorfunctie te meten via een elektrode buiten op het promotorium | |
ECoG bij jonge kinderen | 8.3.8(3) | niveau 3: 8.3.8.6(3)Normering ECoG bij jonge kinderen | |
ECoG bij pathologie | 8.3.8(3) | niveau 3: 8.3.8 .2(3) .responsies in afwijkende ECoG resultaten met gestelde diagnose | |
ECoG en Menière | 8.3.8(3) | niveau 3: 8.3.8.4(3) diagnostische waarde van ECoG bij ziekte van Menière | |
ECoG interpretatie meting | 8.3.8(3) | niveau 3:8.3.8.3(3) voorbeelden van moeilijk te interpreteren meetresultaten | |
ectoderm | 3.1.2.2 | “buitenste laag van de “”huid”” van het embryo, basis van sensorische en motorische structuren” | |
EEG | 1.1.5.12 | 4.5.1.1 | Elctro Encefalo Gram meetgegeven in de Neurologie van spontane hersenpotentialen |
EEPROM | 9.2.5.7 | Electrical Eresable Programmable Only Memory: geheugen om info uit te lezen(niet te wijzigen) | |
EERP | 4.5.2.2 | endogene event related potential zie aldaar. | |
efferente gehoorbaan | 3.3.1.3 | dalende gehoorbaan, leidt informatie van hogere auditieve centra naar perifere centra | |
effusie | 7.2.2.3 | vochtafscheiding | |
eiwitten | 7.1.2.3 | verzorgt elektrische informatieuitwisseling van axon naar dendriet | |
eiwitten | 9.2.2.3 | bouwstenen van de lichaamscellen | |
E-knie | 9.2.1.3 | zie etymotisch toonbochtje | |
elektreet microfoon | 9.2.1.2 | vorm van condensatormicrfoonwerkend op basis van dipoollading | |
elektrocochleografie | 8.3.8.2 | methode om met elektrode buiten op de cochlea de interne elektrische activiteit te meten | |
elektrode array | 9.5.1.3 | serie elektroden die in de cochlea geplaatst worden bij toepassing van CI | |
elektrodepasta | 4.5.1.4 | pasta om elektrische geleiding te optimaliseren, wordt tussen elektrode en huid aangebracht | |
elektrodynamische M | 9.2.1.2 | microfoon die werkt door verplaatsen van een spoeltje in een magnetischveld | |
Elektro-EncefaloGram | 4.5.1.1 | EEG: registratie van de elektrische potentialen vanaf de hoofdhuid met elektroden. | |
elektroglottografie | 10.3.3.2 | meetmethode om sluiting van stembanden te meten | |
elektrolyt | 7.2.7.4 | stof die in vloeistof de geleiding van elektriciteit bewerkstelligt | |
elektromotorisch effect | 4.3.1.3 | een lengte verandering van de stereocilia door een potentiaalverandering in de cel | |
elektromotorische transd. | 4.3.1.3 | omzetten van trilling in medium in elektrisch signaal (zie ook 4.3.1.3(3)) | |
elektronicaruis | 9.2.6.3 | ruis in het hoortoestel veroorzaakt door de elektronische componenten | |
elektronische schakeling | 1.1.8.3 | 9.2.4.4 | onderdeel van hoortoestel dat ingangssignaal bewerkt tot uitgangssignaal |
9.7.1.5 | methode om met de computer snel via internet verbinding een boorschap over te brengen | ||
embryo | 3.1.2.2 | eerste stadium van het zich ontwikkelende kind (tot einde van de derde maand) daarna foetus | |
emittor van transistor | 9.2.4.6 | laag halfgeleider in transistor, stroom tussen basis en emittor wordt versterkt in collector | |
EMMA | 10.3.2.3 | Elektromagnetische Medio Saggitale Articulografie zie articulografie | |
endogene event rel.pot. | 4.5.2.2 | (EERP) potentials die optreden als in een reeks stimuli een afwijkende wordt aangeboden | |
endogene responsies | 4.5.2.1 | resp. op stimulus vanuit primaire aud. Cortex en beïnvloed door bv alertheid of gewenning | |
endolymfatische hydrops | 7.2.2.4 | verhoogde druk in de endolymfe (zie ook 7.2.6.1) | |
endolymfatische potentl. | 4.4.1.1 | elektrisch spanningsverschil tussen perilymf en endolymf in cochlea bij geen stimulus | |
endolymfe | 3.2.2.2 | vloeistof in het binnenoor binnen de scala media (zie ook 7.2.2.3) | |
enkelvoudige trilling | 5.1.1.2 | elementaire (harmonische) trilling of beweging te beschrijven met een sinus | |
Enlarged Vest Aquaduct | 7.3.2.4 | afwijking aquaductus vestibuli geeft wisselend gehoor bij drukverandering | |
ensemblespel | 2.5.1.3 | samenspel (muziek) van een aantal instrumenten | |
entoderm | 3.1.2.3 | de binnenbekleding van de oppervlaklaag van het embryo, basis voor het slijmvlies | |
enzymen | 7.1.2.3 | eiwit dat verloop van biochemische reacties bevordert | |
epiglottis | 10.1.2.2 | strotklepje in de keel | |
epitheel | 3.1.2.3 | dunne oppervlakte laag van lichaam en organen | |
epitympanium | 3.2.1.3 | bovenste deel van de middenoorholte | |
epochs | 4.5.3.3 | stukjes van 1024 msec uit de ASSR registratie | |
equivalent volume (in cc ) | 4.2.1.4 | maat voor compliantie: het luchtvolume dat een zelfde weerstand heeft tegen samendrukken | |
ERA | 4.5.1.1 | Evoked Response Audiometry: zie BERA | |
erfelijke slechthorendheid | 1.1.6.2 | 7.2.1.2 | slechthorendheid waarvan de (erfelijke) oorzaak ligt en de genen van de ouders |
ES | 4.5.3.3 | Extended Stürzebecher:methode meten van ASSR met Mixed Mode (MM is AM met FM) | |
ESM | 9.9.1.2 | Ernstige Spraak en taal Moeilijkheden | |
ESP | 7.3.3.(3) | Early Speech Perception test test om spraak-taal ontwikkeling te scoren | |
ethacrynezuur | 7.4.1.2 | plastablet (kan reversibele ototoxische werking hebben) | |
ethylbenzeen | 7.4.1.3 | organisch oplosmiddel dat ototoxische werking van (genees) middel kan versterken | |
etiologie | 7.2.6.4 | leer van de oorzaken van ziekten | |
etymotisch filter | 9.5.1.7 | aanzet filter om resonantie pieken in frequentie karakteristiek af te vlakken | |
etymotischtoonbochtje | 9.2.2.3 | filtertje in het toonbochtje van het hoortoestel om de frequentiekarakteristiek piek-vrij te krijgen | |
Eustachius-buis van | 1.1.3.3 | 6.2.1.3 | verbinding van het middenoor naar de keel-holte |
evaluatie proefperiode | 1.1.8.10 | 9.3.4.1 | bespreken ervaringen met hoortoestel na de proefperiode met de voorschrijver |
evenwichtsorgaan | 1.1.4.12 | 6.2.1.4 | systeem voor het waarnemen van de ruimtelijke oriëntatie (draaiing en houdingsevenwicht) |
Evoked Potentials (EP) | 4.5.2.1 | potentialen in de cochlea opgeroepen door stimulus geluiden (bv klik-geluiden) | |
evoked response | 4.5.2.1 | door een stimulus opgeroepen elektrische potentiaal vaak met elektrode op schedel te meten | |
Ewing-test | 8.4.3.1 | Zie CORA: reflexvan jong kind om bron van interessant geluid te zoeken | |
Ewing-test methode | 1.1.5.2 | 8.2.3.3 | “methode om vroegtijdig gehoorstoornissen op te sporen met gebruik van “”zinvolle”” geluidjes” |
excitatie | 6.1.1.2 | stimuleren tot afgeven van actiepotentialen door depolarisatie van neuron. (ook3.3.1.2) | |
Excitatie Patr.centraal | 2.4.1.5 | hypothese dat (drie) harmonische componenten neuraal een excitatie met grondtoon geven | |
excitatieonderdrukking | 6.2.2.4 | onderdrukking van het afgeven van actie-potentialen | |
existentiegebied residu | 2.4.1.3 | frequentie gebied waarin een residu-fenomeen kan worden opgeroepen | |
exitatiepatroon | 6.2.1.4 | afbeelding van de vurende haarcellen op het basilaire membraan bij stimulatie met geluid | |
exogene factoren | 7.3.1.3 | factoren afkomstig van buiten het lichaam | |
exogene responsies | 4.5.2.1 | resp. aleen gegenereerd door fysische eigenschappen van de stimuli | |
exongebiedjes | 7.1.2.4 | onderdeel van de eiwitten waarop de codering gebeurt. | |
exostose | 8.1.2.6 | goedaardige botwoekeringen in de gehoorgang | |
expanderen | 7.2.3.2 | geluid in de tijd uitrekken (zie hierover presbyacusis 7.2.5.2) | |
expressie | 7.3.1.3 | mate waarin een bepaalde aandoening bij een persoon tot uiting komt | |
expressieproces | 7.1.2.3 | vorming van eiwiten die het functioneren van de lichaamscellen bepalen | |
extern | 3.1.1.2 | buiten een structuur | |
extraheren | 10.3.1.1 | benadrukken van bepaald kenmerk of element o | |
extra-tympanaal | 4.4.1.4 | buiten het trommelvlies dus in de gehoorgang |