faciliteren |
|
6.2.2.6 |
bevorderen, het betreft veelal het afgeven van actiepotentialen |
falsetregister |
|
10.1.2.2 |
hoge stemgeving bewerkstelligd door gedeeltelijke opening en hoge spanning van stembanden |
falsetstem |
|
10.2.1.2 |
ook kopstem: hoge stem van mannen door de stembanden lang en dun te spannen |
fantoomsensates |
|
7.2.5.2 |
pijn in lichaamsdeel dat niet meer aan het lichaam verbonden is (bv in geamputeerd been) |
fase |
|
5.3.1.2 |
fase verschil is de verschuiving in tijd van twee periodieke trillingen t.o.v. elkaar |
fase-delay |
|
2.7.1.3 |
kleinst waarneembare verandering in lateralisatie met betrekking tot draaggolf (2.7.1.2(3) |
Fast Fourier Transform |
|
5.3.2.5 |
snelle rekentechniek voor de discrete Fourier transformatie (zie ook 9.3.6.3) |
Fast Fourier-transformatie |
|
9.2.5.3 |
omzetten van een periodiek signaal in een aantal discrete frequenties |
fatique |
|
2.1.1.4 |
afnemende functionaliteit bij actief-zijn, bovenmatige vermoeibaarheid – uitputbaarheid |
Fax |
|
9.7.1.5 |
methode om getypt bericht via een telefoonlijn naar een ontvanger te sturen |
feature extractie |
|
10.3.1.3 |
bepaald element (van spraak) selecteren en dat apart bewerken om verstaan te verbeteren |
features |
|
10.2.2.1 |
kenmerken bij indeling klinkers en medeklinkers |
features( van spraak) |
|
10.3.1.3 |
kenmerken (van de spraak) die bij bewerking extra nadruk kunnen krijgen |
Fechner wet van |
|
2.3.1.6 |
levert het logaritmisch verband tussen luidheid van een geluid en de intensiteit van dat geluid |
feedback |
|
9.2.4.5 |
terugkoppeling bij hoortoestel ook wel rondfluiten of rondzingen genoemd |
Feldmantest |
|
8.3.5.6 |
zie dichotisch spraakverstaan |
Fenac |
1.1.10.2 |
5.4.1.3 |
Federatie van Audiologische Centra |
Fenac protocol neon.screening |
|
8.2.5.3 |
protocol van de Aud. Centra betreffende neonatale gehoorscreening |
fenomenologisch |
|
10.1.2.3 |
beschrijvende manier om een verschijnsel vast te leggen |
fenotype |
|
7.1.2.3 |
verschijningsvorm |
FFT |
|
9.2.5.3 |
Fast Fourier Transform: omzetten van gedigitaliseerd ingangssignaal in frequenties ((5.3.2.5) |
fietspomp-effect |
|
9.2.3.6 |
effect dat bij goed passend oorstuk bij het indoen overdruk ontstaat in de gehoorgang |
figuur-achtergrond |
|
2.5.1.4 |
het continuïteitseffect lijkt op een doorlopend landschap met voorgrond afbeeldingen |
filamenten |
|
6.1.1.4 |
verbindingen tussen de toppen van de haartjes (van de stereocilia) |
filter afsnijfrequentie |
|
5.3.1.3 |
grens van het doorgelaten frequentiegebied (in de hoge of lage frequenties) ook 9.2.2.2 |
filter bandbreedte |
|
5.3.1.3 |
deel van het geluidsspectrum dat het filter doorlaat of uitzeeft |
filter centrale frequentie |
|
5.3.1.3 |
frequentie waarom heen de bandbreedte van het filter gesitueerd is |
filter helling |
|
5.3.1.3 |
steilheid van het filter |
filter-actief |
|
9.2.4.7 |
filters die door versterking /verzwakking met grote steilheden frequenties kunnen blokkeren |
filteren |
|
9.2.3.7 |
het selectief doorlaten of verzwakken van geluidstrillingen in een bepaald frequentiegebied |
filter-passief |
|
9.2.4.7 |
filters die zonder versterking een deel van het frequentie spectrum blokkeren |
filters (geluidssignaal) |
|
5.3.1.3 |
selectief doorlatenof uitfilteren van frequenties uit een geluidsspectrum |
filters van geluid |
|
9.2.4.7 |
verschillende vormen van filteren (selectief doorlaten of blokkeren van frequenties) |
filters-digitaal |
|
9.2.5.4 |
filter bewerking op gedigitaliseerde signalen door tijdsvertragende elementen |
filtersoorten |
|
5.3.1.3 |
diverse soorten filters om frequentie banden te onderdrukken of door te laten |
filtertheorie Helmholz |
|
10.1.2.4 |
door resonantieholtes wordt het ruissignaal a.h.w. gefilterd en ontstaan formanten |
FIR |
|
9.2.5.4 |
Iinite Impulse Response filters geven een kort uitgangssignaal na een impulsvormig input |
First Effect of Pitch Shift |
|
2.4.1.1(3) |
toonhoogte toekenning aan anharmonisch complex bij verschuiving van de frequenties |
fistel |
|
8.3.1.5 |
abnormale opening of verbindingskanaaltje in weefsel of botstructuur |
fixatie hoortoestel |
1.1.8.6 |
9.2.3.2 |
stevige bevestiging van het hoortoestel aan het lichaam (belangrijk bij AHO en IHO) |
flash A/D converter |
|
9.2.5.5 |
snelle A/D converter die werkt met Sample – Hold en comperator schakelingen |
Fletcher Index (FI) |
1.1.5.8 |
8.2.2.2 |
maat voor gehoorverlies meestal het gemiddelde van de hoordrempel bij 1, 2 en 4 kHz |
flexibel oorstukje |
|
9.2.3.4 |
oorstukje dat van flexibel materiaal is gemaakt (dat zwelt door lichaamswarmte) |
flextip oorstuk |
|
9.2.3.4 |
oorstukje met flexibele punt |
flitswekker |
|
9.7.1.3 |
wekker die door flissignalen wil wekken |
flow |
|
8.3.1.6 |
stroom van (akoestische) energie |
fluctuaties |
|
2.5.1.2 |
veranderingen in de tijd van een aspect van een geluid (bv sterkte of frequentie) |
fluctuerende ruis |
|
2.9.1.7 |
stoorruis met sterkte variaties zoals die in spraak voorkomen |
fluistertest |
1.1.5.3 |
8.3.12.2 |
hoortest met gefluisterde woorden |
fluiten hoortoestel |
1.1.8.6 |
9.2.3.6 |
spontaan fluitgeluid doordat het versterkte geluid door de microfoon wordt opgevangen |
fluitonderdrukking |
|
9.3.3.4 |
eigenschap van het hoortoestel om het rondfluiten (feed-back) van het toestel te voorkomen |
FM freqentie mod. |
|
4.5.3.2 |
sinusvormig verloop (modulerende frequentie) in de tijd van freq. continue draaggolf |
fMRI |
|
7.2.5.1 |
Functionele Magnetische Resonantie Imaging afbeeldingstechniek die doorbloeding meet |
FM-soloapparaat |
|
9.7.1.4 |
draadloos soloapparaat dat geluid overbrengt via radiogolven |
FOAE |
|
4.3.2.3 |
Frequency OAE: OAE opgewekt door een zuivere toon met frequentie F. |
FODOK |
|
7.3.4.2 |
Federatie van Ouders van Dove Kinderen belangenorganisatie |
foneem |
1.1.2.4 |
10.2.1.4 |
spraakklank (te vergelijken met een letter bij lezen) |
foneemscore |
|
8.3.5.2 |
score van correct teruggesproken spraakklanken bij spraakaudiometrie |
foneemverwisseling |
|
8.3.5.2 |
verwisseling van twee spraakklanken b.v. van klinkers (aa en oo) of medeklinkers (bv p en t) |
fonemische regressie |
|
8.3.5.4 |
afname van spraakverstaan bij verdere toename van de woordintensiteit bij spraakaudiometrie |
foneren |
|
10.1.2.1 |
stemvorming, geluidproduceren |
fonetiek |
|
10.1.1.1 |
bestudeert productie en gebruik van spraak en de vormen waarin het gebruikt wordt |
fonetiek-akoestische |
|
10.1.1.2 |
opscherping van de experimentele foniatrie naar fysica en akoestiek |
fonetiek-articulatorische |
|
10.2.2. |
beschrijving van bewegingen en standen van de mond om spraak te produceren |
fonetiek-experimentele |
|
10.1.1.2 |
richt zich op productie van spraak en beschrijving van spraakelementen (info overdragende fie) |
fonetisch gebalanceerde woordlijsten |
|
8.3.5.2 |
als vergelijkbare woordlijsten zijn samengesteld uit onderling vergelijkbare woorden |
fonetische notatie |
|
10.1.2.3 |
symbolen om spraakklanken aan te geven |
fonetografie |
|
10.3.3.2 |
meetmethode om omvang van de dynamiek van de stem per frequentie te bepalen |
foniatrie |
|
10.3.3.1 |
richt zich op diagnostiek van afwijkingen aan het stemapparaat met behandeling ervan |
fonologie |
|
10.1.1.2 |
bestudeert van klanken en klankcombinaties en intonatiepatronen in woorden en zinnen |
foon |
|
2.3.1.2 |
eenheid van luidheid gebaseerd op vergelijken van de aangeboden toon met toon van 1000 Hz |
Forced Choice Method |
|
2.2.1.2 |
zie gedwongen keuze methode |
formant |
|
10.1.2.4 |
frequentie gebied dat bij de desbetreffende spraakklank (klinker) extra krachtig aanwezig is |
formatio reticularis |
|
3.3.1.2 |
diffuse cellenstructuur in de kern van de hersenstam met ook informatie vanuit andere zintuigen |
forward-masking(spraak) |
|
10.2.1.6 |
korte stiltes vóór een plofklank waarvan de lengte mede bepalend is voor het goed herkennen |
Fourieranalyse |
|
5.3.1.5 |
analyse methode die er van uitgaat dat elk periodiek signaal uit sinus-trillingen bestaat |
Fowlertest |
|
7.2.2.4 |
test om de luidheidwaardering van beide oren met elkaar te vergelijken. |
Franssen-effect |
|
2.7.2.1 |
lokalisatie naar de inzet van een duurtoon en niet naar de plaats van het vervolg |
frasering |
|
10.2.1.5 |
onderbreking van de spraakklankenstroom |
frequentie |
1.1.2.2. |
8.3.2.1 |
toonhoogte, aantal trillingen per seconde (zie ook 5.2.1.1) |
frequentie discriminatie |
|
7.3.3.3 |
vermogen om kleine verschillen in frequentie tussen overigens identieke geluiden te horen |
frequentie domein |
|
9.2.5.3 |
gebied van frequenties die in het desbetreffende signaal voorkomen. |
frequentieanalyse |
|
4.3.1.2 |
het ontrafelen van een (geluid)signaal in de elementaire componenten (sinusvormige trillingen) |
frequentieband |
1.1.8.6 |
9.2.5.4 |
deel van het frequentie gebied waarover een hoortoestel werkzaam is |
frequentieband-verstaan |
|
10.3.1.2 |
bijdrage van verschillende frequentie banden aan het spraakverstaan (articulatie-index) |
frequentiecodering |
|
6.2.2.2 |
omzetten van een frequentie van een toon in een karakteristiek neuraal signaal in het binnenoor |
frequentiekanaal |
1.1.8.6 |
9.2.5.4 |
één of meer frequentie banden met een eigen regeling voor versterking en begrenzing |
frequentiekarakteristiek |
1.1.8.6 |
9.2.2.2 |
presentatie van de geluidsweergave van het toestel in uitgangsniveau per frequentie |
frequentiemodulatie |
|
5.3.1.4 |
een sinusvormige opgedrongen verandering van de frequentie van een signaal (draaggolf) |
frequentieoplossend |
|
2.1.1.3 |
onderscheidend vermogen om een signaal in frequentie samenstelling te analyseren |
frequentieresolutie |
|
7.2.3.2 |
eigenschap van het gehoor om tonen te onderscheiden |
frequentieselectiviteit |
|
4.3.1.2 |
eigenschap van het oor om frequenties in een geluid te kunnen onderscheiden |
frequentiespecifiek |
|
4.4.1.4 |
(response) die speciaal verbonden met de desbetreffende frequentie |
fricatieven |
|
10.2.2.3 |
kenmerk medeklinker glijklanken of wrijfklanken in de spraak (bv f en ch in chloor) |
frictie |
|
8.3.1.6 |
weerstand bij een beweging |
Friedreich’s ataxie |
|
6.2.3.3 |
(soms) perceptief SH maar vooral progressieve stoornis in motoriek |
frontaal (doorsnede) |
|
3.1.1.2 |
anatomische structuur die te zien is bij splitsen van het hoofd in een voorste en achterste deel |
frontale aanbieding |
|
2.5.1.3 |
geluid dat aangeboden wordt vanuit een bron die recht van voren geplaatst is |
Full Gain Rule |
|
9.3.2.6 |
regel dat een hoortoestel bij een geleidingsverlies het hele verlies moet compenseren |
functie meetmogelijkheid SH |
|
7.5.2.2 |
mogelijkheden invloed functie (ICF) in geluidswaarneming te meten |
functie/structuur (in ICF) |
|
7.5.1.2 |
fysiologische of mentale eigenschappen van het menselijk organisme (8 genoemd) |
functional gain |
|
9.4.1.4 |
verschil in hoordrempel tussen met- en zonder hoortoestel |
functional gain (FG) |
|
9.4.1.4 |
meetmethode om in vrije veld opstelling het versterkend effect van een hoortoestel te meten |
functioneel gehoorverlies |
1.1.4.11 |
8.3.13.4 |
wel ervaren gehoorverlies zonder objectiveerbare afwijking van het gehoororgaan 9ook 7.2.1.6) |
functionele versterking |
|
9.4.1.3 |
het verschil in hoordrempel met en zonder gebruik van het hoortoestel (maat voor effect toestel) |
furosemide |
|
7.4.1.2 |
plastablet (kan reversibele ototoxische werking hebben) |
furunkel |
1.1.6.4 |
8.1.1.3 |
puist in de gehoorgang |
fuseren van geluid |
|
7.2.3.2 |
versmelten van twee of meer geluidsinformaties of klanken tot één geheel |
fusie-test |
|
8.3.11.4 |
methode om het vermogen spraakinformatie van elk van beide oren te fuseren |
fylogenetische ontw. |
|
3.1.2.1 |
ontwikkeling over een zeer lange periode |
fysiologie |
|
6.2.1.1 |
leer van de functie van lichaamsdelen |
Fz |
|
4.5.3.3 |
meetelektrode geplaatst op het voorhoofd (frontaal) |