vals negatief |
|
8.2.6.2 |
ten onrechte beoordeeld alsof de afwijking afwezig is |
vals positief |
|
8.2.6.2 |
ten onrechte beoordeeld alsof de afwijking aanwezig is |
Vasalva test |
|
8.3.1.5 |
methode om de buis van Eustachius open te persen door overdruk in de keelholte op te bouwen |
vasculair |
|
8.3.9.5 |
een bloedvat betreffend (zie ook 6.3.3.2) |
vector |
|
5.1.1.1 |
aanduiding van grootheid met grootte en richting (in meerdere dimensies) |
VEE |
|
7.3.3.4 |
Visual Enhancement Effect:toename van spraakverstaan door verstrekken visuele informatie |
veerkracht |
|
8.3.1.6 |
vermogen om een kracht op te vangen door rek en dus terugduwkracht |
velair |
|
10.2.2.3 |
kenmerk medeklinker, productie door tongbult achter in de mondholte (bv k) |
veldpotentiaal |
|
4.5.1.2 |
potentiaal die is opgebouwd uit elektrische bijdragen van veel neuronen |
velum |
|
10.1.2.3 |
zachte verhemelte achter in de mondholte |
VEMP |
|
4.5.3.3 |
Vestibular Evoked Myogenic Potential: reflexmatig aantrekken van nekspieren door geluid |
venstering |
|
5.3.2.5 |
het geleidelijk in en uitlaten gaan (faden) van een (kort) geluidssignaal |
venting (kanaal) |
1.1.8.6 |
9.2.3.8 |
doorboring van het oorstukje voor ventilatie maar vooral tegen hinder van eigen stem (occlusie) |
ventraal |
|
3.1.1.2 |
aan de buikzijde (de zelfde betekenis als anterior) |
verbale Agnosie |
|
7.2.9.2 |
woorddoofheid, geen herkenning van woorden en/of gesproken taal |
verbeteren horen |
1.1.9.2 |
|
methoden om de geluidswaarneming te verbeteren |
vergaderset |
|
9.7.1.4 |
serie tafelmicrofoons met prioriteitsschakeling zodat één spreker te gelijk wordt gehoord |
vergoeding comm.app. |
|
9.7.1.8 |
in situaties kan een SH gedeeltelijke vergoeding verkrijgen voor communicatieapparatuur |
vermoeibaarheid gehoor |
|
7.2.3.2 |
abnormaal sterke afname van luidheid bij een aangehouden toon |
verrijkingsperiode taal |
|
11.1.1.7 |
Derde fase in de spraak-taalontwikkeling tussen 2½ en 5 jaar |
verschiltoon |
|
2.6.1.2 |
tonen die hoorbaar wordenals twee aangeboden tonen zeer krachtigworden (ook 2.4.1.3) |
verstaan in lawaai / STI |
|
7.4.3.2 |
relatie STI meetresultaat en verstaan in lawaai door slechthorenden |
verstaan in ruis |
1.1.4.5 |
8.3.7.1 |
vermogen om in omgevingsrumoer (ruis) toch spraak te verstaan zie S/N en S/N-test |
verstaan van spraak |
1.1.4.4 |
9.3.2.2 |
het kunnen onderscheiden en herkennen van spraakgeluid zodat het gesprokene begrepen wordt |
versterker klasse A/B/C/D |
|
9.2.4.6 |
verschillende vormen van versterkers toegepast in hoortoestellen |
versterkings factor |
|
9.2.4.6 |
versterking elektrische stroom tussen basis en emittor |
verstrekking van HT |
1.1.8.11 |
9.3.1.5 |
het meebetalen (van de zorgverzekeraar) aan de aanschafkosten van het hoortoestel |
vertex |
|
4.5.1.2 |
top van het hoofd |
vertraagd horen |
|
7.2.3.2 |
verschijnsel dat het herkennen van een (spraak)geluid trager verloopt dan bij normaalhorenden |
vertragingstijd |
|
2.7.2.1 |
weergave van het zelfde geluid uit twee of meer bronnen met een onderling tijdsverschil |
verval (luidheid/reflex) |
|
8.3.3.1 |
zie decay |
vervaltest |
|
8.3.3.4 |
meetmethode voor verval van een reactie (luidheid, aanspanning) op een aangehouden geluid |
vervormd geluid horen |
|
7.2.3.2 |
aandoening in het oor waardoor geluiden abnormaal klinken, met name wat timbre betreft |
vervorming |
|
5.3.1.6 |
verschijnsel dat de spectra van inkomend- en uitgaand signaal niet gelijk zijn (9.2.4.10) |
vervorming-fase |
|
9.2.4.10 |
verschil tussen ingangs- en uitgangssignaal t.g.v.tijdvertraging in schakeling |
vervorming-harmonisch |
|
9.2.4.10 |
toevoeging door de schakeling van harmonischen van aangeboden frequenties (2f0, 3f0, nf0) |
vervorming-intermodulatie |
|
9.2.4.10 |
als naast twee aangeboden frequenties de output ook combinaties ervan bevat (nf1 + m f2) |
vervorming-lineair |
|
9.2.4.10 |
vervorming doordat de frequentie karakteristieken van onderdelen niet geheel vlak zijn |
vervorming-transinte |
|
9.2.4.10 |
vervorming doordat toestel een plotselinge sterkte verandering niet instantaan kan doorgeven |
verworven SH |
1.1.6.3 |
7.2.1.4 |
slechthorendheid die na de geboorte is ontstaan (door infectie, ongeval, zuurstof gebrek e.d.) |
verzilveren (oorstukje) |
1.1.8.6 |
9.2.3.4 |
het aanbrengen van een zilverlaagje op het oorstukje tegen irritatie van de gehoorgang |
vesicles |
|
6.1.1.3 |
blaasjes in de presinaptische cel bevattend pakketjes transmiter stof |
vestibulair-systeem |
1.1.4.12 |
3.2.2.2 |
binnenoor-syteem, vaak is dan speciaal het evenwichtssysteem bedoeld |
vestibularis (nervus) |
|
3.2.2.3 |
zenuw vanuit het evenwichtsorgaan |
vestibulocochlearis (N) |
|
3.2.2.3 |
zenuw die zowel de N vestibularis als de N cochlearis omvat |
vestibulum |
|
3.2.2.3 |
“””voorhof””, ruimte in het labyrint die utriculus en sacculus omvat” |
video-kymografie |
|
10.3.3.2 |
methode om beweging van de stembanden te meten en op video vast te leggen |
vingeralfabet |
1.1.7.6 |
9.8.1.7 |
systeem van vingerstanden gekoppeld aan letters ter ondersteuning van het spraakverstaan |
vingerspellen |
|
9.8.1.6 |
met vingerstand uitbeelding geven van de letters van gesproken woorden |
virtual-pitch |
|
2.4.1.3 |
zie residu |
virtuele geluidsbron |
|
2.7.2.1 |
schijnbare geluidsbron waar de gereflecteerde geluiden vandaan lijken te komen |
visceromotorische vezels |
|
3.2.1.3 |
beïnvloeding door chorda tympani van ingewandsfunctie |
viseem |
|
10.3.1.3 |
spraakklanken die (vrijwel) met het zelfde mondbeeld worden geproduceerd |
visicom |
1.1.9.4 |
9.7.1.5 |
apparaat om via telefoonverbinding getypte boodschappen uit te wisselen |
Visual enhancement |
|
7.3.3.4 |
VEE: toename van spraakverstaan door verstrekken visuele informatie |
vlieziglabyrint |
|
3.2.2.3 |
het binnenoor dat gelegen is in het benig labyrint |
vocaal |
1.1.2.4 |
8.3.5.2 |
klinker (in een woord) |
vocaliseren |
|
11.1.1.5 |
het besturen van de mond-keelholte om spraakgeluiden goed te produceren (articuleren) |
Voice-Onset-Time |
|
10.2.1.4 |
tijdsverschil tussen begin van de stembandtrilling en ontsnappen van lucht uit het aanzetstuk |
voltooiingsfase taal |
|
11.1.1.8 |
Vierde fase in de spraak-taalontwikkeling tussen 5 en 10 jaar |
voordarm |
|
3.1.2.3 |
in embrionale staat kieuwzakje waaruit de slokdarm en keelstreek zich ontwikkelen |
voorgrondgeluid |
1.1.3.5 |
|
het geluid waaraan betekenis wordt toegekend: het signaal |
voorschrijven HT |
1.1.8.8 |
9.3.1.2 |
het aangeven per recept of voorschrift van het bedoelde hoortoestel |
voorspellende waarde |
|
8.2.6.(3) |
niveau 3: het terecht trekken van conclusies uit voorkomende verschijnselen.(ook 8.2.6.2) |
voortplantingssnelheid |
|
5.2.1.1 |
snelheid waarmee de trilling (golfbeweging) zich door de desbetreffende materie voortplant |
VOT |
|
10.2.1.4 |
zie Voice Onset Time |
VRA |
|
8.4.4.1 |
Visual Reinforcement Audiometry |
vragenlijst gebruik ha |
|
9.3.5.1 |
methode om het gebruik en het effect van de toepassing van een hoortoestel te meten |
vrije veld |
|
5.5.1.2 |
ruimte waarin geen terugkaatsing (reflectie) van geluidsgolven optreedt |
vroeg linguale periode |
|
11.1.1.6 |
Tweede fase in de spraak-taalontwikkeling tussen 1 en 2½ jaar |
vroegopsporing |
1.1.5.2 |
8.2.3.1 |
onderzoek gericht op ontdekken van beperkingen (in hoorfunctie) op zeer jonge leeftijd |